Onder de ondertekenaars bevinden zich voornamelijk Franstaligen, maar ook Vlaamse opiniemakers zoals Lieven Annemans, professor gezondheidseconomie aan de UGent, en econoom Geert Noels ondertekenden de brief. Annemans zetelt sinds kort in de Celeval, de evaluatiecel die de nationale veiligheidsraad adviseert.

De brief verscheen oorspronkelijk in het Frans en staat ook te lezen op de website van Belgium Beyond COVID. Uit die brief citeren we een aantal claims over het coronavirus, die we zullen toetsen aan de wetenschappelijke stand van zaken.

Oversterfte tussen landen vergelijken is voorlopig moeilijk

“Landen die niet de sterk beperkende maatregelen hebben genomen als het onze, tonen geen hoger sterftecijfers.”

Het is tot op heden erg moeilijk om sterftecijfers tussen landen te vergelijken omdat verschillende landen verschillende definities hanteren over wat nu een coronagerelateerd overlijden is. Registratiepraktijken en registratiekwaliteit kunnen ook erg verschillen.

Om dit probleem te verhelpen, kijkt men naar de oversterfte per land, het verschil met het normale aantal sterftegevallen in een bepaalde periode. Ook deze cijfers zijn voor sommige landen onvolledig of niet beschikbaar. Bovendien spelen factoren zoals de leeftijdssamenstelling van de bevolking een grote rol. Bij landen waar de oudere bevolking een groter deel uitmaakt van de totale bevolking, zal het sterftecijfer aan COVID-19 hoger liggen. Gestandaardiseerde cijfers die met deze verschillen rekening houden ontbreken. Tot slot ligt het vergelijken tussen landen moeilijk omdat er binnen de landen grote regionale verschillen zijn, zoals blijkt uit data van Eurostat.

Wij namen contact op met Mélanie Dechamps, een van de initiatiefnemers, en vroegen waarop zij deze bewering gebaseerd hebben. “Nederland – dat vergelijkbaar is met België en in een slimme lockdown ging – heeft minder doden per miljoen inwoners dan België”, laat zij weten. De p-score, de verhouding tussen buitensporige sterfgevallen en ‘normale’ sterfgevallen, lag in Nederland in de piek van de eerste golf op 30,2 terwijl dat voor België 37,9 was. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek van Nederland tonen aan dat de spreiding van de oversterfte in Nederland sterke regionale verschillen vertoonde. Volgens professor in de demografie Patrick Deboosere (VUB) was de oversterfte in Nederland meer regionaal gespreid dan in België, en was de oversterfte in de getroffen regio’s van onze noorderburen vergelijkbaar met die bij ons. “Een virus verspreidt zich volgens een eigen dynamiek. Wanneer die wordt stopgezet door een lockdown, dan moet je eerder regio’s dan landen gaan vergelijken”, aldus professor Deboosere.

Omgekeerd kun je bijvoorbeeld naar Denemarken en Noorwegen verwijzen, die striktere maatregelen hanteerden dan buurland Zweden, maar waar geen sprake was van oversterfte, wat wel het geval was in Zweden. Uit gegevens van het European Mortality Monitoring Project, dat data bijhoudt voor oversterfte in verschillende Europese landen, blijkt dat er in Denemarken en Noorwegen zelfs sprake was van een lichte ondersterfte na de aanvang van de lockdown. Dat valt af te leiden uit de z-score, de afwijking van het verwachte aantal overlijdens.

Dechamps verwijst verder naar een artikel dat verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet, waarin data uit verschillende landen geanalyseerd werden. Hierin lag de oversterfte niet significant lager in landen met striktere maatregelen zoals een volledige lockdown. De studie keek echter enkel naar de top 50 van de landen met de meeste COVID-19-gevallen, waardoor landen met striktere maatregelen en weinig besmettingen, zoals Denemarken, niet in de analyse opgenomen werden.

Uit een gelijkaardige studie, die data van alle EU-landen, het VK en Zwitserland in rekening bracht, blijkt dat de timing van een lockdown bepalend is. Een lockdown reduceert het sterftecijfer, maar is het meest effectief wanneer deze vóór het uitbreken van het virus van start gaat.

Lockdowns beperkten de overdracht van het coronavirus

“Het opsluiten van gezonde mensen heeft geen wetenschappelijke basis. Erger nog, het opsluiten van zieke mensen samen met gezonde mensen kan de besmetting tussen mensen die onder hetzelfde dak wonen hebben bevorderd.”

Het artikel van The Lancet waarnaar Dechamps verwijst, stelt in een vergelijking tussen de landen met het hoogste aantal besmettingen geen significant lager sterftecijfer vast in landen met strenge publieke maatregelen. Wat wel vastgesteld werd, en wat de briefschrijvers niet vermeldden, is dat het aantal genezen gevallen per miljoen inwoners er hoger ligt. Dat is een indicatie dat de besmettingen er gemiddeld minder erg zijn en patiënten gemiddeld minder aan het virus blootgesteld werden.

Dit komt overeen met ander onderzoek, zoals een analyse voor elf Europese landen. Uit het statistisch model dat gebruikt werd, blijkt dat grootschalige interventies en lockdowns in het bijzonder een substantieel effect hadden bij het beperken van de virusoverdracht. Zo wordt in de onderstaande grafiek duidelijk dat interventies zoals het sluiten van scholen, zelfisolatie en social distancing zorgden voor een kleine gemiddelde daling van de verspreidingsgraad, terwijl een lockdown de verdere verspreiding van het virus met meer dan 75 procent beperkt heeft.

De vraag is dan op basis waarvan beweerd wordt dat een lockdown het aantal besmettingen net zou kunnen verhogen, zoals in het citaat uit de brief staat. Werd dit ergens vastgesteld of met cijfers onderbouwd? “Dat is de uitleg van meerdere epidemiologen”, vertelt Dechamps, maar zij kon hiervoor geen specifieke bron geven. “We hebben daar het woord ‘kan’ gebruikt, omdat dat niet zeker is.” Data voor Europese landen waar een nationale lockdown ingevoerd werd, maar waar sterftecijfers sterk verschillen per regio, lijken dit alvast tegen te spreken. In Frankrijk bijvoorbeeld waren de maatregelen van kracht voor het volledige land, maar niet alle regio’s werden even hard getroffen. In regio’s waar het virus niet was doorgedrongen, werd geen oversterfte of zelfs ondersterfte vastgesteld.

Er is geen bewijs dat 30% van de oversterfte veroorzaakt zou zijn door andere aandoeningen dan COVID-19

“Op medisch vlak heeft de lockdown onder meer geleid tot een oversterfte door andere pathologieën. Recente gegevens schatten deze oversterfte op minstens 30% van de totale oversterfte. Dit cijfer stemt exact overéén met het aantal patiënten dat "vermoedelijk aan Covid-19 is overleden".”

Met de oversterfte in een land wordt nagegaan hoeveel meer mensen gestorven zijn in een bepaalde periode, in vergelijking met diezelfde periode een jaar geleden. Volgens de auteurs bestaat 30 procent van de huidige oversterfte uit mensen die stierven aan andere ziekten dan COVID-19, die door de lockdown niet (meer) behandeld konden worden. Dat aantal zou overeenkomen met het aantal mensen dat vermoedelijk aan COVID-19 stierf, maar die nooit getest werden. In de brief wordt een artikel van Woolf et al. vermeld als bron voor deze claim. Die studie gaat echter niet over België maar over de Verenigde Staten, en stelt net het tegenovergestelde.

De onderzoekers gingen na hoe het komt dat de gerapporteerde sterfgevallen door COVID-19 tijdens de eerste weken van de pandemie in de VS slechts overeenkomen met twee derde van de totale oversterfte. Een mogelijke verklaring die in het artikel gegeven wordt, is dat sterfgevallen door COVID-19 soms onterecht aan andere doodsoorzaken toegeschreven werden. Dit ligt in lijn met eerder onderzoek dat aangaf dat de gerapporteerde coronagevallen in de VS een onderschatting waren van het totale dodental door COVID-19 in het begin van de pandemie.

De studie schat dus in dat ongeveer een derde van de oversterfte om niet-gerapporteerde COVID-19-gevallen gaat, wat iets anders is dan overlijdens door andere aandoeningen. Mogelijke onderrapportering van coronagerelateerde overlijdens bestaat in vele landen. Het Nederlandse Centraal Bureau voor Statistiek berekende dat in Nederland voor elke tien gerapporteerde corona-overlijdens, er vijf tot tien nooit geregistreerd zouden zijn.

In tegenstelling tot de VS en verschillende andere landen, kwamen de gerapporteerde sterfgevallen door COVID-19 uit de eerste golf in België wel sterk overeen met de totale oversterfte. Dit komt onder meer omdat in België ook ‘mogelijke’ of ‘vermoedelijke’ COVID-19-gevallen meegeteld werden. Uit het epidemiologisch bulletin van 7 september van Sciensano blijkt dat dit het geval is voor ongeveer een kwart (26%) van het totaal aantal gerapporteerde sterfgevallen.

Mogelijke gevallen slaan hier op patiënten die geen diagnostische test gehad hebben, maar die wel voldeden aan de door de arts vastgestelde klinische criteria voor de ziekte. Dit is de gebruikelijke manier van het toekennen van doodsoorzaken en komt overeen met de definitie voor een overlijden als gevolg van COVID-19 van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Uiteraard is het mogelijk dat mensen door lockdown-maatregelen bijvoorbeeld medische zorg voor andere aandoeningen uitgesteld hebben, wat mogelijk tot overlijdens geleid heeft. Er zijn vandaag geen cijfers die voor België duidelijk maken over hoeveel overlijdens het dan concreet zou gaan.

In een aantal landen is de oversterfte hoger dan je op basis van de gerapporteerde COVID-19-overlijdens zou vermoeden. De studie van Woolf et al. en het andere materiaal dat we vinden, wijzen eerder op een onderraportering van corona in die landen. In België is er veel minder kans op onderrapportering en is er vooral ook geen discrepantie van 30 procent in de cijfers.

De kans op overlijden door COVID-19 (0,87-1,8%) is hoger dan bij een seizoensgriep (< 0,1%)

“Nu lijkt het erop dat het noodzakelijk is te allen prijze te voorkomen dat iemand besmet raakt met een virus dat niet gevaarlijker is dan de jaarlijkse seizoensgriep waarmee we met z’n allen bijna onverschillig omgaan.”

Volgens de WHO ligt de wereldwijde sterftegraad van een seizoensgriep, ofwel het aantal doden door het influenzavirus (griep) gedeeld door het aantal personen geïnfecteerd met het influenzavirus, onder de 0,1%. De wereldwijde sterftegraad voor COVID-19 is nog niet bekend.

In België waren er op 7 september in totaal al 9.907 mensen overleden aan COVID-19. Uit onderzoek van onder andere professor Geert Molenberghs (KU Leuven en UHasselt) blijkt dat tussen 0,87% en 1,8% van de Belgische bevolking die besmet was met COVID-19 hieraan gestorven is.

Van Statbel kregen we cijfers over het aantal griepdoden in België. In 2017 waren dat er 288, in 2016 117. Volgens Sciensano worden gemiddeld ongeveer 500.000 Belgen per jaar getroffen door influenza. De sterftegraad aan influenza ligt in België dus wellicht lager dan het wereldwijde cijfer van 0,1%.

Sluiting van scholen had wellicht weinig effect op virusoverdracht

“De recente aanbevelingen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding bevestigen dat de sluiting en heropening van scholen geen significante gevolgen heeft gehad voor de overdracht van het virus in de gemeenschap.”

In haar rapport van 7 augustus ging het Europees Centrum voor Ziektepreventie- en Bestrijding (ECDC) de rol van scholen in de overdracht van COVID-19 na. Zij stellen inderdaad dat data van een aantal EU-landen suggereren dat het heropenen van scholen niet gepaard ging met een significante stijging van de virusoverdracht.

Conclusie: sommige punten in de brief zijn niet wetenschappelijk onderbouwd

De open brief van Belgium Beyond COVID bevat een aantal wetenschappelijk claims die minstens eenzijdig voorgesteld worden en die in een aantal gevallen niet wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden. Dat laatste geldt onder meer voor de claim dat lockdowns zouden leiden tot meer besmettingen, dat ongeveer een derde van de oversterfte aan andere aandoeningen dan COVID-19 te wijten zou zijn, en al helemaal voor de vergelijking tussen COVID-19 en griep.

 
Geraadpleegde Bronnen