1 procent van de Belgische bevolking bezit naar schatting 13,5 tot 33 procent van het totale vermogen
In het actualiteitsprogramma De Zevende Dag van VRT NWS verklaarde Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken op 5 oktober dat 41% van de leefloonontvangers in België geen Belgische nationaliteit heeft. Zijn partij deelde het fragment nadien ook op Facebook.
Tom Van Grieken baseerde zich voor die uitspraak op cijfers van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie (POD MI). Dat bevestigde Vlaams Belang-woordvoerder Karen Van der Sype aan Factcheck.Vlaanderen. De POD MI vergoedt de OCMW’s voor de leeflonen die zij uitbetalen.
De recentste statistieken die de POD MI ons bezorgde, dateren van mei 2025 op maandbasis en van 2024 op jaarbasis. Daaruit blijkt dat ongeveer 43 procent van de leefloonontvangers buitenlanders zijn, wanneer ook de ontvangers van een equivalent leefloon worden meegerekend.
Het equivalent leefloon is een andere vorm van financiële steun voor mensen die niet aan alle voorwaarden voor een gewoon leefloon voldoen. Vaak gaat het om erkende vluchtelingen, mensen in een regularisatieprocedure of bepaalde EU-burgers. Zonder die groep bedraagt het aandeel buitenlandse begunstigden net geen 33 procent.
Leeflooncijfers van het POD MI.
Het is belangrijk om te verduidelijken of het equivalent leefloon al dan niet wordt meegerekend, omdat dit toch een aanzienlijke invloed heeft op het aandeel buitenlandse leefloners. Zo vallen gevluchte Oekraïners onder bepaalde voorwaarden onder deze categorie en niet onder het gewone leefloon.
Een deel van het relatief hoge aandeel niet-Belgen is dan ook te verklaren door de instroom van erkende vluchtelingen en ontheemde Oekraïners, die een sterke impact hadden op het aantal equivalente leefloners. In 2023 zorgde onder meer de oorlog in Oekraïne voor een verdrievoudiging van dit aantal in Vlaanderen. In 2024 en 2025 daalde het echter weer, met respectievelijk 7 en 2 procent.
Onderzoeker en docent migratie en asiel aan Odisee Hogeschool, Pascal Debruyne, nuanceert ook de cijfers: “Die cijfers zeggen op zich heel weinig. Het is heel moeilijk om de cijfers van nieuwkomers te vergelijken met mensen van Belgische origine die al een heel traject hebben doorlopen.”
Ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die in 38 landen onder meer economische analyses uitvoert, bevestigt dit. Uit hun onderzoek blijkt dat nieuwkomers wel snel geactiveerd worden, maar dat duurzame tewerkstelling vaak uitblijft.
“Vaak moeten mensen kiezen tussen werken of geactiveerd worden en het volgen van een inburgeringscursus. De uitdaging is om nieuwkomers op eigen benen te laten staan en hen te laten bijdragen aan de kost van de welvaartstaat,” legt Debruyne uit. Uit het doctoraatsonderzoek van Sarah Carpentier blijkt dat slechts 12 procent van de leefloongerechtigden doorstroomt naar een ononderbroken tewerkstelling van minstens twee jaar.
Debruyne wijst erop dat het beperken van leeflonen ook kostbaar is: “Uit onderzoek van de ULB blijkt dat mensen die in armoede belanden zonder vangnet, dakloosheid riskeren. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kost dat gemiddeld 40.000 euro per dakloze per jaar aan diensten en gemiste overheidsontvangsten. Zo schuift het ene beleidsniveau de kosten door naar lokale besturen en OCMW’s.”
Het financiële effect van migratie wordt ook vaak overdreven. Een factcheck gebaseerd op een studie van de Nationale Bank van België toonde aan dat de eerste generatie migranten gemiddeld een lagere nettobijdrage levert dan autochtonen. De tweede generatie migranten draagt echter gemiddeld meer bij dan zowel de eerste generatie als autochtonen.
Naar aanleiding van deze bevindingen liet Vlaams Belang een eigen rapport opstellen, waarin werd beweerd dat ook de tweede generatie een negatieve nettobijdrage zou hebben. Dit rapport werd in opdracht van partijpoliticus Tom Vandendriessche opgesteld en door de partij gefinancierd.
Volgens hoogleraar Hein de Haas, Universiteit van Amsterdam, in Hoe migratie echt werkt (2023), hangt de berekening van de netto-impact van migratie op de overheidsfinanciën sterk af van de gekozen aannames, zoals arbeidsparticipatie, remigratiepatronen en belastingniveaus. Afhankelijk van deze parameters kunnen zowel positieve als negatieve effecten uit de modellen volgen. Ook economen Robert Rowthorn en Ana Damas de Matos stellen dat de netto fiscale bijdrage van migratie doorgaans binnen een marge van ongeveer +1% tot -1% van het BBP blijft. Wat betekent dat de impact op begroting en economie relatief beperkt is.
In 2024 en mei 2025 was ongeveer 43% van de begunstigden van een leefloon met equivalent leefloon in België van buitenlandse herkomst, volgens de POD MI. Het aandeel buitenlandse begunstigden wordt sterk beïnvloed door het al dan niet meetellen van het equivalent leefloon. Een belangrijke kanttekening is dat de reden dat buitenlanders vaak een leefloon nodig hebben, ook de moeilijke doorstroom naar duurzaam werk is. Bovendien blijft, ondanks dit aandeel van buitenlandse leefloonbegunstigden, de economische impact van migratie verhoudingsgewijs laag.