Geen tijd om te lezen?
Dit zijn onze conclusies!

Windmolenwieken bevatten de chemisch stof Bisfenol A, dat mogelijk hormoonontregelende effecten heeft op de mens. De meeste mensen worden via verpakkingen van voeding aan de stof blootgesteld.

Volgens The Turbine Group verliest een windturbine jaarlijks 62 kg aan schadelijke stoffen, maar zij pasten de resultaten van een Schotse studie verkeerd toe: zo trokken ze de slijtage aan het voorblad onterecht door naar de volledige wieken en hielden ze geen rekening met een beschermlaag.

Werkelijke cijfers voor erosiemateriaal bij windturbines liggen veel lager: bij het Vlaamse windenergiebedrijf Vleemo is dit bijvoorbeeld 640 gram per molen per jaar.


13 april verscheen op de Nederlandse website OpinieZ een artikel met als titel ‘windparken barstenvol giftig microplastic: stop ermee!’. Zoals de titel doet vermoeden, staat in het artikel dat windmolens schadelijk zijn voor het milieu omdat ze zorgen voor 62 kilogram vervuiling per jaar, per turbine. Als bron voor deze claim baseren zij zich op een onderzoeksrapport uitgevoerd door Noorse auteurs die zichzelf de ‘The Turbine Group’ noemen.

The Turbine Group veralgemeent resultaten uit Schotse studie

OpinieZ stelt dat “de University of Strathclyde in Glasgow onderzoek deed naar windturbines in Noorwegen”. Dat klopt niet helemaal. Het niet-peer-reviewed Noorse rapport van The Turbine Group baseerde zich op een paper van onderzoekers van de Universiteit van Strathclyde. De paper onderzocht het verband tussen de erosie, of snelheid van slijtage, van windturbinebladen en regenval in Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

De Noorse auteurs hebben de gegevens uit het Schotse onderzoek echter verkeerd geïnterpreteerd. Als we het Noorse onderzoek van naderbij bekijken zien we dat het eigenlijk gaat om een extrapolatie. Zij gebruikten het percentage afvalverlies aan de voorste rand van een wiek, een berekening uit het Schotse onderzoek, en veralgemeenden dat percentage naar het gehele windturbineblad. 

Coating rond windmolenwieken om slijtage tegen te gaan, bevat microplastics

Slijtage of Leading edge erosie (LEE) treft bijna alle windturbines. Hierbij treedt erosie op aan de voorrand van een windturbineblad door regen, hagel, zand, stof, insecten en andere zwevende deeltjes. Het zorgt ervoor dat de jaarlijkse energieproductie en zo ook de winstgevendheid van turbines vermindert. Om de effecten van LEE tegen te gaan, worden voornamelijk coatings zoals epoxy, een soort kunsthars, gebruikt. Het is net deze epoxy dat microplastics bevat.

Voor de vervaardiging van epoxyharsen wordt grotendeels gebruik gemaakt van de chemische stof Bisfenol A (BPA). Sinds 2017 identificeert het Europees Agentschap voor chemische stoffen (EFSA) Bisfenol A als een zorgwekkende stof omdat het mogelijks een hormoonontregelaar is en dus ernstige gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid.

In 2015 concludeerde het EFSA dat BPA geen algemeen gezondheidsrisico inhoudt voor consumenten omdat de blootstelling via voeding of andere bronnen onder het veilig toegestane niveau ligt. EFSA is momenteel bezig met een herevaluatie van de risico’s voor de volksgezondheid. Alhoewel BPA zich ook via water of de lucht kan verspreiden, is voeding de belangrijkste bron waarmee mensen in contact komen met de stof. Dit kan via ingeblikt voedsel, thermisch papier of plastic flessen.

Getest materiaal in Schots onderzoek was niet gecoat

Volgens het rapport van The Turbine Group, waarop OpinieZ hun claim baseert, bladert deze epoxy in enorme hoeveelheden van de windmolenwieken af waardoor er zo’n 62 kilogram microplastic per turbine, per jaar terecht komt in het milieu. Dit is een aanzienlijke kwantiteit want voor de Noorse windmolens alleen zou dit al zorgen voor 620 ton afval over 25 jaar.

Maar het geteste materiaal in het Strathclyde onderzoek, waar The Turbine Group hun berekening op baseert, was niet gecoat. The Turbine Group ging er vanuit dat alle materiaalverlies vanwege LEE gelijk zou zijn aan microplasticvervuiling. De verf en coatings (epoxy) zorgen net dat het composiet materiaal (glasvezels en epoxy) beschermd wordt tegen slijtage. Gecoate windturbinebladen geven dan ook een betere weerstand tegen regenerosie.

Rapport past schade aan voorblad onterecht toe op volledige wiek

De coating is niet de enige verkeerde interpretatie van het Schotse onderzoek. De auteurs van het onderzoek aan de Strathclyde Universiteit - Kieran Pugh en Margaret Stack – bevestigden via mail aan factcheck.vlaanderen dat de Noorse auteurs het erosiepercentage van de Stratclyde studie naar het gehele windturbineblad doortrekken. Dit is niet correct omdat slechts een klein deel van de voorrand van een wiek meetbare regenerosie ondervindt. Een groot deel van het oppervlak van het blad draait met lagere snelheden en is dus niet onderhevig aan regendruppels.

Foute interpretatie van regenval

Bart Bode, directeur van de Vlaamse Windenergie Associatie (VWEA), laat aan factcheck.vlaanderen weten dat het Noorse rapport ook met betrekking tot de regenval een aantal fouten maakt. Het Noors rapport vervijfvoudigt de regenval en gaat ervan uit dat ook de impact op de wieken bijgevolg vervijfvoudigt. Het Strathclyde onderzoek stelde net dat bij meer regenval de erosie niet in gelijke mate verergert. Een tien keer hogere regenval zorgde bijvoorbeeld dat de erosie vervijfvoudigde en niet vertienvoudigde.

Tot slot, ging men uit van een ‘worst-case scenario’ door te veronderstellen dat de windturbines non-stop zouden blijven draaien tijdens regenval.

Werkelijke cijfers erosiemateriaal liggen lager

In de wetenschappelijke literatuur valt niet zomaar 1 cijfer terug te vinden over materiaalverlies van windturbines. Rotorbladspecialisten bij Vleemo, een Vlaams windenergiebedrijf, laten weten dat het vrijkomend materiaal van hun windmolenwieken 640 gram per molen per jaar bedraagt.

Nog betere cijfers vinden we terug bij het Deense bedrijf Vestas, waarbij het erosiemateriaal ongeveer 50 gram per wiek per jaar is, 150 gram dus voor een turbine met 3 motorbladen.

Vleemo gaf daarnaast mee dat, afhankelijk van omgevingsfactoren, om de 6 à 8 jaar een onderhoud aan het motorblad plaatsvindt. Hier wordt dan de eventuele schade door slijtage aan het voorblad gerepareerd. Voor die herstelling van de oppervlakte wordt 4,5kg - 1,5 kg per blad - verf gebruikt. Meer informatie over de verwerking van het afval staat in het Enecron Sustainability rapport

Conclusie

Op basis van een studie door onderzoekers van de Strathclyde Universiteit kwam de Noorse Turbine Group tot de conclusie dat windturbines maar liefst 62 kg per turbine per jaar aan microplastics in het milieu verliezen. Maar het Noorse rapport paste de gegevens uit het Strathclyde onderzoek foutief toe. Zo gaan ze er vanuit dat de turbines geen coating hebben, ze non-stop blijven draaien bij hevige regen en veralgemenen ze het erosiepercentage naar het gehele motorblad.