Het boek De doden praten uit van Werner Jacobs, wetsdokter en hoofd van Gerechtelijke Geneeskunde van het Universitaire Ziekenhuis Antwerpen, doet nogal wat stof opwaaien. Jacobs doet daarin enkele boude uitspraken over wiegendood. Het fenomeen bestaat volgens Jacobs amper of niet. Bij één op drie wiegendoden is de ouder op de baby gaan liggen, aldus de auteur. In nog eens twintig procent van de gevallen sterft het kind door geweld.

De afdeling gerechtelijke geneeskunde van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen wil de berichten in de media nuanceren. “Wetsdokter Werner Jacobs wil met zijn boek De doden praten het gebruik van het woord “wiegendood” in België op losse schroeven zetten”, zegt een communicatiemedewerker van de universiteit.

Volgens Jacobs bevindingen, bij een vijftiental onverwachte overlijdens van zuigelingen per jaar, blijkt dat er slecht tien procent niet te verklaren valt en er alleen in die gevallen strikt genomen sprake is van wiegendood. “Ik onderzoek alle gevallen waarvan het parket van Antwerpen beslist om een gerechtelijk onderzoek in te stellen”, aldus Jacobs. “Dat zijn er dus een vijftiental per jaar in Antwerpen. Ik ga ervan uit dat er weinig regionale verschillen zijn en dat die cijfers in grote mate gelden voor heel België. Normaal gezien stelt een arts het overlijden vast. Als hij vermoedt dat er sprake is van een onnatuurlijke dood, speelt hij het dossier door aan het parket. Daar wordt beslist of er een gerechtelijk onderzoek volgt, dat ik dan uitvoer. Het is niet normaal dat een baby sterft. Er moet altijd een oorzaak zijn en elk sterfgeval zou dus grondig onderzocht moeten worden. Onlangs nog moest ik een autopsie herbekijken. Bleek dat de patholoog de hersenen en de nek niet had onderzocht, waarschijnlijk onder druk van de ouders. Dit toont nog maar eens het belang van een degelijk forensisch onderzoek. Pas als alle mogelijke oorzaken zijn onderzocht, mogen we er de stempel Sudden Infant Death Syndrome (SIDS) of wiegendood op plakken.”

Nog volgens Jacobs kunnen veertig procent van de plotse overlijdens na een autopsie toch verklaard worden door natuurlijke doodsoorzaken zoals (erfelijke) ziektes of verslikking en zijn dus eigenlijk geen wiegendood. Twintig procent is te wijten aan extern geweld, dat met enkel een uitwendig onderzoek niet altijd te bespeuren valt. Dertig procent sterft aan een accidentele ‘dooddrukking’, als de ouders tijdens de slaap over het baby’tje rollen en het per ongeluk verstikken. Slechts bij tien procent van de gevallen kan de wetsdokter geen verklaring vinden en kan men écht spreken van wiegendood.

Wetsdokter en professor forensische biomedische wetenschappen aan de KULeuven Wim Van de Voorde voert al jaren autopsieën uit op zuigelingen, die vermoedelijk gestorven zijn aan wiegendood. “Elk onderzoek naar de oorzaken bij onverwachte overlijdens bij kinderen onder de achttien maanden brengt andere percentages naar boven. Vorig jaar onderzochten we 25 plotse overlijdens bij zuigelingen. Daarvan waren 28 procent te wijten aan accidentele verstikking, 12 procent aan ziektes, 8 procent aan opzettelijke doodslag. Uiteindelijk bleek maar 32 procent een typisch geval van SIDS. Voor de definitie van wiegendood of SIDS gebruiken zowel Jacobs als ik de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie: het plotse en onverwachte overlijden van een kind onder de achttien maanden waarbij na uitgebreid onderzoek geen oorzaak gevonden is . Uitgebreid onderzoek is meer dan alleen een autopsie. Ook de omstandigheden van het overlijden ter plekke moeten worden onderzocht zoals de wieg, de matras, eventuele zachte voorwerpen in de buurt… Daarbovenop komt een microscopisch, een radiologisch en een toxicologisch onderzoek. Pas na zo’n uitgebreid forensisch onderzoek kunnen we ons uitspreken over de doodsoorzaak.”

“We moeten meer inzetten op die uitgebreide onderzoeken en ouders beter adviseren over hoe ze hun kind een veilige slaapomgeving kunnen bieden. Er wordt al te lang te veel belang gehecht aan het bevorderen van de band tussen moeder en kind ten koste van de veiligheid. Zo raadt Kind en Gezin ouders aan om hun baby zeker tot 6 maanden en bij voorkeur tot 1 jaar in dezelfde ruimte als waar zij zich bevinden te laten slapen. Ook ‘s nachts adviseren ze ouders de baby zo dicht mogelijk naast hun bed, maar wel in zijn eigen bed, te laten slapen,” zegt Van de Voorde.

Wordt elk sterfgeval van een baby dan ook onderzocht? De zogenoemde wiegendoodwet verplicht een autopsie bij elke baby onder de achttien maanden die onverwacht en zonder medisch verklaarbare reden is overleden. De autopsie gebeurt in een centrum voor wiegendood van een algemeen ziekenhuis waar ook voor opvang van ouders en familieleden wordt gezorgd. Verrassend is dat als ouders zich hiertegen verzetten, de autopsie niet uitgevoerd hoeft te worden.

“Het probleem met die wet is dat die centra enkel kijken naar ziektes”, zegt Van de Voorde, “dat ze geen forensische pathologen in hun team hebben en niet ter plaatse gaan kijken. We zouden elk geval van wiegendood als een verdacht overlijden moeten beschouwen zodat de wetsdokter en de politie hun werk kunnen doen. Natuurlijk ligt de sterfte van een kind heel gevoelig en is het bijzonder pijnlijk voor de ouders om de politie erbij te betrekken en een autopsie op hun kind toe te laten. Daarvoor is het belangrijk dat er ook wordt ingezet op goede opvang en een correcte begeleiding van de ouder”,.

Dokter Viki Vanderstraeten, hoofd van het slaaplabo pediatrie in het UZ Brussel, vertelt dat het echte aantal gevallen van wiegendood met de jaren sterk is gedaald. “In 1993 waren het er nog 118, in 1994 104 en sinds 2009 zijn het er elk jaar minder dan 20 in heel Vlaanderen. Die daling is te danken aan de toenemende preventie en kennis rond wiegendood. De ontradingscampagnes voor buikslapen hebben vanaf eind jaren tachtig voor een dalende trend gezorgd. Baby’s die jonger zijn dan vijf à zes maanden oud kunnen nog niet zelf omrollen en kunnen zo in hun kussen of deken verstikken. Bij zuigelingen die al wel kunnen omrollen en als er geen andere oorzaak voor te vinden is, kan je wel spreken van wiegendood.”

“De slaaponderzoeken die wij uitvoeren, kunnen wiegendood niet voorkomen”, zegt Vanderstraeten. “Andere ziektes, die niet uit de tests tevoorschijn komen, of gevallen van accidentele verstikking, kunnen een overlijden tot gevolg hebben. België is vrij uniek in het gebruik van slaapmonitoren, die het hartritme en/of de ademhaling controleren. Ook de matrassen die beweging en ademhaling registreren zijn populair bij ouders, maar bieden geen garantie op veiligheid. Er zijn enkele belangrijke tips die ouders moeten opvolgen om de kans op wiegendood te verkleinen: de baby niet op de buik laten slapen, medische aandoeningen correct opvolgen, de baby niet te warm indekken of in een te warme kamer te slapen leggen, niet roken in de buurt van het kind, de kamer verluchten, als de baby ziek is niet aarzelen om naar de dokter te gaan en enkel door een dokter voorgeschreven medicatie toedienen. Ten slotte is het van levensbelang om het kind in zijn eigen wieg te laten slapen.”

Conclusie

De percentages over de oorzaken bij een plots overlijden van een zuigeling verschillen sterk. Jacobs’ cijfers zijn gebaseerd op zijn eigen onderzoek bij een vijftiental autopsieën per jaar. Na zijn uitgebreide onderzoeken blijft er slechts tien procent van de baby sterfgevallen over zonder verklaring en die dus werkelijk de term wiegendood verdienen. Bij Van de Voorde is dat 32 procent. Wiegendood bestaat dus wel degelijk, hoewel Vanderstraeten gelooft dat er in de meeste gevallen wel degelijk een oorzaak is, maar die simpelweg niet gevonden wordt. Jacobs stelt dat bij een op de drie zogezegde wiegendoden de ouder tijdens het slapen op de baby is gaan liggen. Bij Van de Voorde is dat 28 procent. Allen willen het belang van een degelijk forensisch onderzoek benadrukken omdat op het eerste gezicht veel overlijdens doen denken aan wiegendood, terwijl er meestal wel een wetenschappelijke verklaring voor is.

 
 

REACTIES

Pol B
25 april 2019

Een zeer delicaat onderwerp mooi gebracht. Proficiat, Marie Fabri. Pol Biesemans